Gewrichtsaandoeningen achterpoot
Knie
Kruisband scheur of ruptuur
Net als bij een mens kan de kruisband van een hond of kat scheuren en een belangrijke oorzaak zijn van manken.
Bij de mens is dit meestal veroorzaakt door een trauma. Bvb. de voetballer die door een torsie beweging zijn voorste kruisband scheurt. Bij dieren is dit echter eerder zelden traumatisch maar eerder een degeneratief proces waarbij de voorste kruisband door permanente overbelasting langzaam maar zeker begeeft. Dit gaat gepaard met opstoten van manken en eindigt finaal met erge kreupelheid op het moment dat de voorste kruisband totaal doorscheurt.
Het scheuren van de kruisband zien we vooral bij 3 types honden. In de eerste plaats bij jonge vaak zware, atletische honden zoals de rottweiler, herder, berner sennen, beauceron etc. , ten tweede bij de wat oudere honden van elk ras, ten derde ook bij kleinere rassen zoals de yorkshire terriër, maltezer, poedel, etc.
Deze scheuren ontstaan door overbelasting van de kruisband. Dit gebeurt soms tijdens een explosieve beweging, zoals jagen achter een vogel of poes, of bij spelen met stokken of een bal. Bij oudere honden echter kan de band ook scheuren bij dagelijkse bewegingen omdat er slijtage en degeneratie op de band zit. Een belangrijke oorzaak van overbelasting is de helling van het tibiaplateau en dit wordt nog versterkt indien de hond een steile stand heeft in het kniegewricht.
De band scheurt slechts bij een klein aantal honden direct helemaal. Meestal is er een voorgeschiedenis van kleine scheurtjes die aanleiding geven tot periodes van mank zijn. In de beginfase reageert de hond dan ook goed op pijnstillers of ontstekingsremmers en dit zolang de scheurtjes klein zijn. Als de band echter helemaal scheurt ontlast de patiënt de poot geheel en zullen pijnstillers geen of nauwelijks verbetering veroorzaken. Gedeeltelijke scheuren van de voorste kruisband leiden in onze ervaring steeds tot gehele rupturen. Deze totale scheuren kunnen optreden dagen, weken, maanden, of jaren na het optreden van de eerste partiële scheur. Eens de band helemaal gescheurd is wordt de knie instabiel en treedt het 'schuiflade syndroom' op, zie tekening. Hierbij is de knie abnormaal te bewegen. Om dit uit te testen is het meestal nodig om de patiënt te sederen. De knie wordt dan stevig vastgenomen en onderzocht op het voorwaarts schuiven van het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen. Indien dit kan is de schuiflade positief . Ook tijdens het wandelen zal deze abnormale beweeglijkheid in de knie aanwezig zijn. Daardoor verbrijzelt de knie geleidelijk aan haar eigen meniscus. Onderzoek heeft aangetoond dat scheuren van kruisbanden die niet worden geopereerd met 100% zekerheid leiden tot meniscus scheuren na een jaar.
Bij grote honden zijn een maand na het optreden van een voorste kruisband scheur reeds 85 % van de menisci gescheurd. Als een scheur van de kruisband optreedt is het dus verstandig om de ingreep redelijk snel uit te voeren (zonder echte spoed). Na een klassieke operatie (opspantechnieken) met herstel van de kruisband treedt vaak nog een menisccus scheur op in 15-20 % van de gevallen. Hoewel dit wat ontgoochelend is, is het alleszins veel beter dan in de 100% die anders te verwachten is.
Behandeling
Er bestaan honderden technieken om een kruisband scheur chirurgisch te herstellen en hierbij onderscheiden wij de klassieke opspantechnieken en daarnaast de modernere biomechanische technieken.
De opspantechnieken zijn vergelijkbaar met de humane technieken waarbij de kruisband door lichaamseigen of lichaamsvreemd materiaal vervangen wordt op een zo anatomisch mogelijk gelijkende manier. Men behandelt dus eerder de symptomen i.p.v. de oorzaak.
De meest gekende technieken die dit toepassen zijn:
- Laterale teugel volges Flo
- Tight rope techniek
- Fiber wire techniek
- Over the top procedure met fascia lata strip
De biomechanische technieken zijn bij hond en kat meer gericht op het wegwerken van de krachten die de overbelasting op de voorste kruisband veroorzaken en behandelen niet de ruptuur zelf . Men gaat de anatomie van de knie wijzigen zodat er geen krachten meer inwerken op de voorste kruisband en deze dus als het ware onnodig wordt.
Meest gekend in deze groep zijn:
- TPLO of Tibial Plateau Leveling osteotomy
- TTA of Tibial Tuberosity Advancement
- TTA 2 : teveel risico op ongewenste complicaties zoals barsten en fracturen vanuit de botsnede
- TTA rapid
- MMP of Modified Maquet procedure
- TTO
- CBLO voor honden met extreem hoge TPA of zeer jonge honden met open groeiplaat
Hoe wordt de keuze gemaakt voor TTA, TPLO, MMP, TTA2, CBLO ?
- Honden met een steile stand, een steil tibiaplateau (TPA >30°) of gekromde pootstand (vele dogachtigen) krijgen eerder een TPLO ingreep waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van de correctiemogelijkheden van de TPLO ingreep.
- De TTA zou minder pijnlijk zijn dan een TPLO omdat het dragende bot niet doorgesneden wordt. De TTA wordt ook vaak geportretteerd als minder invasief. Dit komt niet overeen met onze bevindingen waar een TPLO patiënt even snel steun neemt postop als een TTA patiënt en qua invasief karakter geven beide ingrepen weinig verschil in onze handen. cfr . fimpje You Tube van één van inze patienten.
- Honden met een mooi gealigneerde pootstand en een tibia plateau < 24° + een hoge aanhechting van de patellapees met een lange crista tibiae kunnen probleemloos een TTA ingreep krijgen.
- Bij de TTA gebruiken we titanium implants die theoretisch minder implant gerelateerde problemen zouden mogen opleveren dan inox implantaten. Dit is tot nu toe bij onze patiënten statistisch niet bewezen. Integendeel: wij hebben in onze archieven meer TTA implants moeten verwijderen dan TPLO implants. Wel moet daarbij gezegd worden dat dit vaak TTA implants waren die niet in ons centrum geplaatst werden en niet van KYON origine waren. Er zijn immers veel kopijen op de markt gebracht van de KYON TTA implants en de kwaliteit van deze kopijen is doorgaans veel minder dan de originele KYON implants.
- De TTA is niet geschikt voor het uitvoeren van alignatie fouten in de achterpoot (standafwijkingen) welke wel door de TPLO gecorrigeerd kunnen worden
- Bij zeer steile tibia plateau hellingen is de TTA meestal onvoldoende corrigerend en wordt er beter een TPLO uitgevoerd eventueel gecombineerd met een closing wedge osteotomie.
- Bij zeer zware honden wordt in onze praktijk ook steeds gekozen voor de TPLO.
- De MMP techniek is een variante op de TTA techniek net zoals modernere andere varianten, TTA rapid, TTA2, TTA volgens Maquet etc. Bij al deze moderne varianten wordt er omwille van kostenbesparing en verkorting operatieduur geen plaat meer gebruikt en wordt de onderzijde van de botsnede niet totaal doorgesneden waardoor de tuberositas tibiae enkel naar voor wordt verplaatst en niet ietwat naar boven opschuift. Dit kan bij steile tibia plateaus en nogal laag aanhechtende knieschijven wel ongewilde biomechanische veranderingen opwekken die niet altijd gewenst zijn. Ook blijven al deze technieken een hoge complicatie risico in te houden op latere fracturen, thv het Maquet gat of de hinge die gemakkelijk verder doorscheuren of breken.
- Bij patellaluxatie en kruisband ruptuur kan zowel een TPLO als een TTA gebruikt worden om beide te corrigeren. Wel is de patella correctie in beide gevallen enigzins beperkt. MMP, TTA rapid of varianten hierop kunnen geen patella luxatie tezelfdertijd corrigeren.
Patellaluxatie of ontwrichting van de knieschijf
Een patellaluxatie kan voorkomen bij alle hondenrassen en in zeldzame gevallen ook bij de kat. Een symptoom van knieschijfontwrichting is het af en toe wippen met één achterpoot. Deze wordt tijdens het wandelen plots opgetrokken en in de lucht gedragen. Na meerdere stapjes kan de hond de knieschijf meestal weer op zijn plaats klikken en kan hij weer normaal wandelen.
Er bestaan twee vormen van knieschijfontwrichting.
- De eerste, eerder zeldzaam, is een traumatische vorm die we zien na een ongeval. Deze vorm kan bij elk dier voorkomen.
- De meest voorkomende vorm is de erfelijke.
- Deze wordt voornamelijk gezien bij rassen als de Yorkshire terriër, de Pekingees, de Maltezer, de Poedel, de cavalier King Charles en andere, schoothonden dus. Toch zien we deze vorm ook bij grotere rassen als de Euraziër, de Flatcoat retriever, de Pyrenese berghond en andere.
In meer dan 95% van de gevallen zal de knieschijf naar de binnenzijde ontwrichten (mediale luxatie) . Bij 5%, meestal bij de grotere rassen, naar de buitenzijde (laterale luxatie)
Er zijn meerdere redenen waarom knieschijven ontwrichten:
- Omdat de groeve waarin de knieschijf glijdt niet diep genoeg is, waardoor ze makkelijk uit haar bedding wipt.
- Omdat de zijdelingse ophangbanden (retinaculum) te lang zijn.
- Een derde reden hangt samen met de aanhechting van de rechte band op het onderbeen. Als men het been langs vooraan bekijkt, moet de lijn die door het midden van het dijbeen en het onderbeen loopt de knieschijf in twee gelijke helften verdelen. Als het onderbeen echter teveel naar binnen gedraaid is, zal de aanhechting van de rechte band teveel naar binnen staan waardoor de knieschijf helemaal aan de binnenzijde ligt van deze theoretische rechte lijn. Daardoor zal ze zeer makkelijk uit haar bedding klikken, zelfs als deze mooi diep is. (cfr.tekening rechts)
Behandeling
De behandeling is steeds chirurgisch. Als men talmt met de ingreep zijn meerdere complicaties te voorspellen:
- de voorste kruisband wordt overbelast en heeft een fel verhoogde kans op scheuren
- er ontstaat artrose, artritis door kraakbeenaantasting door het steeds heen en weer klikken van de knieschijf over de zijdelingse rolkam.
- de onderzijde van de knieschijf geraakt helemaal afgesleten. Ze ziet er dan ook uit alsof men met een stuk ruw schuurpapier of met een vijl het kraakbeen heeft weggeschraapt. Zulke knieschijf veroorzaakt veel pijn en herstelt nooit meer helemaal.
Snelle chirurgie wordt dus aangeraden. De techniek die men gebruikt zal er dus op gericht zijn om de patella stabiel in de groeve van het dijbeen te laten glijden. Daarvoor worden verschillende technieken toegepast en gecombineerd.
De meest voorkomende technieken zijn:
- het verdiepen van de groeve (zie tekening rechts)
- het verstevigen van de pezen aan de zijkant van de knieschijf
- het verplaatsen van de aanhechting van de rechte band zodat de knieschijf niet meer onder zijdelingse spanning staat. (zie röntgenopnames postoperatief onder)
Deze technieken zijn vaak erg ingrijpend en er is dikwijls nood aan orthopedische implantaten zoals pinnen en draden om de botten te herstellen.
Soms is de misvorming zo groot dat de doorsnee technieken niet zouden volstaan. In dit geval moeten er correctieve botsnedes gemaakt worden waarna de botuiteinden gefixeerd worden met schroef en plaat. Deze chirurgie vergt voorafgaand een diepgaand radiografisch onderzoek om nauwkeurig uit te meten hoeveel been er moet worden weggezaagd en/of gecorrigeerd. Deze ingrepen en onderzoeken zijn daarom ook merkelijk duurder dan de doorsnee patellaluxatie correcties.
meer informatie over patellaluxatie
Hak
OCD
Wordt aan gewerkt
Tarsus
Wordt aan gewerkt